Oorsprong en evolutie
Het kaatsen behoort zonder twijfel tot de oudste sporten die er bestaan. Reeds op de Oud-Egyptische tekeningen vindt men spelen met ronde voorwerpen afgebeeld en in Mexico en Guatemala waren reeds vóór onze tijdsrekening balspeelplaatsen in gebruik. Deze spelen hadden meestal een sacraal karakter en werden dan ook gespeeld op gewijde plaatsen.
Bij de Basken was de ommuurde balspeelplaats nog vaak bij een kerk gelegen en ook de Grieken en de Romeinen kenden het balspel en gebruikten daarbij verschillende balsoorten naargelang het spel dat werd gespeeld.
In de middeleeuwen bleef het balspel algemeen in gebruik en bouwde men in steden zelfs afzonderlijke gebouwen (balhuizen of kaatsbanen) om daarin deze sport te beoefenen. Daarbij werden bezoldigde balmeesters aangesteld.
In het begin was het kaatsen een elitesport die beoefend werd door de adel en aan de koninklijke hoven; onder meer Filips de Schone, Karel V en Lodewijk XII waren bedreven kaatsers. Het spel werd echter ook overgenomen door de andere maatschappelijke lagen van de bevolking en het ontwikkelde zich tot een echt volksspel dat beoefend werd op straten en pleinen. Deze ontwikkeling stuitte echter op het verzet van de kerkelijke overheden die meenden dat, door de beoefening van het kaatsspel op de vrije zondag, het kerkbezoek verzuimd zou worden en de erediensten verstoord. Aanvankelijk werd er met de blote hand gespeeld, maar later ging men gebruik maken van een soort "racket"; dit is trouwens de voorloper geweest van het latere tennis.
In het jaar 1596 telde Parijs 300.000 inwoners, die gezamenlijk konden beschikken over maar liefst 250 officiële kaatsbanen.
Kaatsen in Parijs in 1932 |
Kaatsen in Parijs in 1932 |
De oudste bronnen in onze gebieden zijn te vinden in de archieven van de stad Oudenaarde (keurboeken) van 1338 en in de rekeningen van het Hof van Henegouwen van 8 juni 1332.
Het staat vast dat reeds in 1812 het kaatsspel beoefend werd in Doornik door de Spaanse krijgsgevangenen. Het spel droeg de sympathie weg van de bevolking en deze ging het dan ook beoefenen. Rond die tijd gingen heel wat steden wedstrijden inrichten waaraan ploegen uit de omliggende gemeenten gingen deelnemen.
een speler van het tamis-spel (19de eeuw) |
Rond 1850 speelde men in het oostvlaamse Wieze het tamis-spel, een soort kaatsen dat traditiegetrouw gespeeld werd door de leden van de Sint-Rochusgilde en dit na het feest van Sint-Rochus. Uit de archieven weten wij dat onze landgenoten in 1887 hun spel in Friesland gingen demonstreren.
Sindsdien verdween geleidelijk aan het tamis-spel en ging men over naar het pelote-spel, dat heden ten dage algemeen wordt beoefend in ons land.
De typische verspreiding doet ook nog vele vragen rijzen. Inderdaad, hoe komt het dat slechts een beperkt en welomlijnd Vlaams landsgedeelte het kaatsspel in wedstrijdverband speelt, terwijl het erg populair is en volledig verspreid over het grondgebied van de provincies Henegouwen en Namen ?
Voor het bestaan van het kaatsspel in de Schelde- en Denderstreek kan de volgende verklaring gegeven worden: de Dender werd eerst bevaarbaar rond de jaren 1650, periode waarin de industrialisering van de provincie Henegouwen een aanvang nam. De verbindingsweg bij uitstek voor het bereiken van de haven van Antwerpen was de Denderrivier. Schippers zouden in hun vrije uren het kaatsspel gespeeld hebben met de inwoners uit de Denderstreek.
Vele studenten uit de Denderstreek en de provincie Brabant liepen ook school in de Waalse steden om er de Franse taal te leren. Het kaatsspel, dat er bijzonder populair was (balle d'Ath), zouden de studenten naar hun respectievelijke streken meegebracht hebben. Het is ten andere zeer typisch dat elke gemeente of stad langs de Dender gelegen één of meerdere kaatsverenigingen telt of geteld heeft.
In het nederlandstalig landsgedeelte is of was de kaatssport populair in volgende streken :
- langs de boorden van de Dender van Lessen tot Dendermonde;
- in de streek van Ronse;
- tussen Halle en Edingen;
- tussen Willebroek en Hemiksem;
- langs de taalgrens.
In al deze streken en dorpen wordt of werd zowel in competitieverband als ter gelegenheid van plaatselijke kermissen gespeeld.
In Europa wordt er, behalve in België, ook in Frankrijk, Friesland, Italië en Spanje gekaatst.
Baskische Pelota op de Olympische Spelen in Parijs (juni 1900) (foto : IOC/Olympic Museum collections) |
Olympische Spelen
De kaatssport en de Olympische Spelen hebben veel nauwere banden dan men veelal denkt. Vóór de invoering van de moderne Olympische Spelen waren er al internationale kaatscontacten. Vermoedelijk werd in 1846 de eerste internationale kaatswedstrijd uit de geschiedenis betwist. Die vond plaats in Irun, een stadje in de Spaanse Pyreneeën. De berichten spreken van een enorme publieke belangstelling. De schattingen gaan van 12.000 tot 15.000 toeschouwers hetgeen in die dagen, gezien de toestand van de wegen en het verkeer, als een astronomisch aantal kan aanzien worden. Frankrijk won dit treffen.
Na de eerste Olympische Spelen van 1896 in Athene werden in 1900 de spelen gehouden in Parijs. Speciaal voor het kaatsen (pelota) was er een nieuwe baan aangelegd in de Rue Borghese in Neuilly, een voorstad van Parijs. Er waren twee klassen "pelote"-wedstrijden uitgeschreven, met name in het "Chistera" (Baskische pelota) en in het "main nue" (mano), het kaatsen met de blote hand.
Verder werd het kaatsen, onder een of andere vorm, al dan niet als demonstratiesport, opgenomen in de Olympische Spelen van 1908 (Londen), 1912 (Stockholm), 1924 (Parijs), 1928 (Amsterdam), 1968 (Mexico) en 1992 (Barcelona). Er namen 8 landen aan deel: Cuba, Argentinië, Frankrijk, Mexico, Philipijnen, Urugay, Spanje en Venezuela. Dit was waarschijnlijk de laatste keer dat het als demonstratiesport op de wedstrijdagenda werd opgenomen. De toenmalige voorzitter, met name de heer Samaranch, wilde in de toekomst alleen nog sporten bijvoegen die in minstens 60 landen beoefend werden.
Kaatsen in België
Lang voor er van een kaatsbond sprake was, organiseerden de steenbakkers van Boom en de mijnwerkers in de Borinage tijdens de zomermaanden al hun officieuze kampioenschappen: gehucht tegen gehucht, straat tegen straat, fabriek. Ook cafévrienden vormden vlug een kaatsploeg; de winstpremie bestond onveranderlijk uit enkele bakken bier.
Eigenlijk werd het kaatsspel in onze streken vereniging geïntroduceerd door Margareta van Henegouwen in de 15 eeuw; zij had het meegebracht uit Parijs waar zij ten tijde van Filips de Goede met de Franse adel wedijverde in het kaatsen. Later trok zij zich terug in een klooster in Gilly en leerde daar de plaatselijke bevolking kaatsen.
Na een slappe periode als gevolg van de tegenwerking van de kerkelijke overheden, stak het kaatsspel de kop terug op in de 19de eeuw en kende het een enorme verspreiding in bepaalde gebieden. Zo bestonden er omstreeks 1875 reeds ploegen in onder meer Aalst, Chièvres, Braine-le-Comte en Soignies.
de ploeg van Aalst in 1935 |
(bron : Au Bond n°28, driemaandelijks infoblad van het N.M.K.)
Kaatsen in het buitenland
Naast België wordt in heel wat andere landen gekaatst, vaak in andere varianten:
- Nederland (fries kaatsen)
- Frankrijk (balle pelote)
- Italië (ballo pallastica & pallone elastico)
- Spanje (pelote basque)
- Argentinië (pelota paleta)
- Groot-Brittannië, Ierland, Canada en USA (handball)
- Mexico (fronton & jai-alai)
- Uruguay (pelota vasca)
- Zweden (Pärk)
- ...